Een wonder in Jeruzalem

 

Hij zag er piekfijn uit. Jacquet, een offwhite overhemd met een perfect geknoopte stropdas die net iets donkerder kleurde dan zijn overhemd, gecombineerd met een lichtbruin vest.  Hij stond met zijn assistenten onderaan te wachten op het moment van zijn opstijgen. De muziek zette in, hij was er helemaal klaar voor, daar ging hij.

 

 

Den Hoorn

Dat ik een bezoek aan Jeruzalem zou brengen had ik niet verwacht. Staand op de veerboot zag ik de witte toren van het kerkje in Den Hoorn, daar wilde ik een dienst bijwonen. Reservering was, vanwege het beperkt aantal plaatsen, noodzakelijk maar het antwoord - leuk die reservering maar helemaal niet nodig - had me aan het denken moeten zetten.

 

Zondagmorgen: uitgestorven boel, geen kerkganger te bekennen. Bij de dichte deur hing een snippertje papier: vandaag dienst in De Waal, volgende week weer in Den Hoorn. Dan maar naar het café: was er nog een alternatief? Waar anders dan in Oosterend? Het dorpje met de hoogste kerkdichtheid van Nederland en berucht vanwege de ‘farizeïsche zweetlucht’. In dit Jeruzalem van het Noorden hield de Gereformeerde Gemeente een dienst om vier uur ’s middags.

 

Het weer had zich aangepast, onder de donkere, zware wolken haastte ik me rennend door de regen naar de gemeente. Ik werd vriendelijk ontvangen door de koster. Was er nog plek? De kerk bleek bomvol, alle reservestoelen waren ingezet, alleen helemaal vooraan was er nog een plaatsje.

 

In zijn denominatie nemen ze ruim tijd voor het gesproken woord. Dit keer ging het over de kunst van het nee-zeggen. De boodschap van de predikant was klip en klaar: zeg ‘Nee’ tegen het hedendaags hedonisme. Ook het moderne idee om meer in het hier-en-nu te leven, was aan hem niet besteed. ‘Kies voor de eeuwigheid, niet voor het genot van het hier en nu, onze tijd op aarde is kort, soms heel kort.’ Had hij niet vorige week op de boot een vrouw gesproken die met haar man op vakantie ging en door een tragisch ongeluk als weduwe op het eiland terugkeerde?

Ook onze verkleefdheid met allerhande schermpjes moest het ongelden; het dieptepunt was voor hem de ontmoeting met een vrouw - dominee lijkt op die politici die als het in hun kraam van pas komt, altijd op het juiste ogenblik een loodgieter, timmerman of verpleegster spreken die hen sterken in hun visies - die haar kind de borst gaf terwijl zij druk aan het swipen, vegen en klikken was. Zijn therapie: gooi die vermaledijde telefoon in de Noordzee!

 

Tegen alle verleidingen en bedreigingen moet ‘Nee’ gezegd worden: nee tegen bioscoop en danssalon,  nee tegen communisten, nee tegen vrouwen die buitenshuis willen werken én nee tegen remonstranten. Hè, wat doen die remonstranten in dat verderfelijke rijtje?  Het gispen van deze groep is voor intimi; het draait om een aloude vraag: kom ik straks in de hemel? Heeft God dat vooraf bepaald of kun je die bereiken door netjes te leven in het hiervoormaals?

 

Dominee is rotsvast overtuigd van de eerste optie. Remonstranten zien dat anders, als je goed je best doet en je probeert je zo goed mogelijk te houden aan de ge- en verboden van de leer, dan mag je er vertrouwen in hebben dat het wel goed komt. Bovendien hanteren zij een ingenieuze redenering: als je Adam, de man van de erfzonde, iedere vrije wil ontzegt, dan zou hij een willoos werktuig zijn van een almachtige God. Maar dat zou betekenen dat God de afzender van de zonde is! Voor remonstranten botst dat met hun beeld van de goede, barmhartige God.

 

Dominee moet niets hebben van dit soort moeilijkdoenerij, het menselijk denken schiet nu eenmaal tekort om God te doorgronden en bovendien staat hierover niets in de bijbel. Iedereen die meer wil weten dan God geopenbaard heeft, is hovaardig. Punt uit.

 

Als een volleerd conferencier deed dominee zijn verhaal. Hij sprak zonder een enkele verspreking, gebruikmakend van alle tips en trucs uit de preekvaardigheid  en toonde zich een meester in het hanteren van de cadans van vermaningen. Zijn retorische vragen waren zo overtuigend dat ik voortdurend de neiging moest onderdrukken om antwoorden naar de kansel te roepen. Na drie kwartier vond hij het tijd voor een liedje. Hij ging zitten, zakte wat onderuit met zijn linkerarm op de kanselrand en keek dromerig over de gemeente heen.

Chevrolet Impala 1959

Was hij high omdat hij zijn luisteraars in (voorgewende?) vervoering had gebracht? In gedachten zag ik hem op een zonnige dag door een mondaine badplaats cruisen in een gevleugelde Chevrolet Impala (model 1959), loerend of alle jonge vrouwen (of mannen?) hem wel alle aandacht gaven. Na het pauzenummer was het gedaan met mijn dromerij, hij ging vol op het orgel. Ten koste van mijn buurman.

 

Die zat er allenig bij – in plattelandspaasbest: wit overhemd, verwassen spijkerbroek met gaten – en vooral ongemakkelijk. Hij deed belijdenis. Voor de voorganger een uitgelezen gelegenheid om, weer - overtuigd dat de kracht in de herhaling zit - flink uit te pakken over de aard van mens. Voor hem stond een zondig en slecht mens! Hij voegde er meteen aan toe dat hij de jongeman in het geheel niet kende.

 

Volgens zijn overzichtelijk algoritme hoef je geen belangstelling te hebben voor een mens van vlees en bloed; alle mensen zijn slecht, dus ook een jongeman die de brede weg afzweert en zich herpakt voor zijn gang op de smalle weg. Voor de zekerheid benadrukte hij ook nog maar even de nietigheid van ons allemaal: ‘Er is vanmorgen niemand in de kerk die kan zeggen dat hij of zij het verdiend heeft dat U vanmorgen onder ons dak naar ons toekomt.’

Toen mannen met zwarte zakken naderbij kwamen, stootte mijn buurmeisje, een jaar of negentien in hedendaagse bevindelijke kleding: een hippe baret, minirok, nylons en stralend witte gympen, mij aan. ‘Hier’, zei ze, opgegroeid in de benauwde overtuiging dat een ongelovige natuurlijk geen cent over heeft voor deze gemeente, stopte zij mij flink wat muntgeld toe.

 

Na afloop schuifelde ik al peinzend naar de uitgang. Toen ik buiten kwam was het gestopt met regenen, op het veld achter de kerk richten de wat verlepte zonnebloemen hun koppen alweer op, de wind fluisterde zacht: ‘Het is gezien.’