Post uit de prehistorie

Kort geleden een mailtje, enkele mensen waarmee ik ooit gestudeerd heb, waren elkaar in het Haarlemse tegen gekomen. Was het niet een leuk idee om een reünie te houden? Iemand had de oorspronkelijke adreslijst plus de bijbehorende brief van de ‘abactis’ op weten te duikelen en stuurde een berichtje. Of ik zin had om mee te doen. Ik weet het nog niet. Ik ben geen groot liefhebber van dat onontkoombare terugkijken met mensen die ik in geen honderd jaar heb gezien. Maar er is nog iets.

De brief katapulteerde mij terug in de tijd. Wat een rare brief is dat toch, met die koddige aanhef voor jongelui van rond de achttien, dat formalistische taalgebruik met wat kliekjes uit de klassieke talen. Ik herinnerde me dat ik dat onbestemde gevoel van afkeer ook toen al had. Waar kwam dat vandaan?

Op de middelbare school was mijn politieke belangstelling in gang gezet. De Vietnamoorlog deed mij verzeilen in het linkse kamp, in de schoolkrant ging mijn eerste bijdrage, vooral steunend op  stukken in de Vrij Nederland van mijn ouders, over de verwerpelijke Amerikaanse agressie. Ik realiseerde me dat mijn obsessie met het morele kompas toen zo stevig verankerd is dat die mij nooit verlaten heeft. De wortels zaten niet enkel in de Vietnamoorlog.

 

De tweede wereldoorlog was in mijn kindertijd nooit ver weg. De verwerking ervan kwam pas in de jaren vijftig goed op gang: hoe had dit alles ooit kunnen gebeuren en wat was de houding tegenover de bezetter: wie was goed en wie fout? Mijn ouders waren gereformeerd, stemden op de ARP (een voorloper van het CDA), hadden een abonnement op de oud-verzetskrant Trouw en waren bevriend geweest met een oud-studiegenoot die een prominente rol in het verzet had gespeeld. Er was een heimelijk, meestentijds onuitgesproken gevoel van trots op de anti-Duitse houding van het protestantse smaldeel. Wat tevens gepaard ging met enig misprijzen over de halfhartige houding van veel anderen.

 

Ik vermoed ik iets van  dit ‘goed versus fout-denken’ op geheel eigen wijze gemixt heb met mijn ontluikend anti-amerikanisme; iets wat overigens voedsel gaf aan hevige discussies thuis omdat de protestantse zuil, inclusief mijn ouders, op dat moment nog vierkant achter Amerika stond en geheel overtuigd was van de strijd tegen het goddeloze communisme.     

 

Toen ik ging studeren viel ik met mijn neus in de boter. Op de universiteit ontstonden allerlei actiegroepen die zich uitspraken tegen het imperialisme van de VS, de onrechtvaardige handelsbelemmeringen voor ontwikkelingslanden en natuurlijk over de Vietnamoorlog. Later begreep ik pas dat ik getuige was van een keerpunt.  

 

Bij de opleiding van mijn keuze was de geest van de opstand nog niet gearriveerd, veel ouderejaars waren nog druk doende zich te gedragen als de heren en mevrouwen studenten die in hun ijver om deel uit te gaan maken van de hoogopgeleide elite alvast wat gewoontes van de heersende generatie gingen na-apen.

 

Toch benieuwd hoe het allemaal verder is gegaan. Misschien reis ik toch maar eens af.