"De Bree zijn denken was hoekig en nors.

De lucht lag laag morsig roetig.

Novemberochtend.

De wind danste lomp om de hoeken.

De boerse reuzin viel over hem met de volle vracht van natte kleren.

De Bree kampte even.

Dit was een voorpostgevecht. Hij wist waar hij heen ging. Hij had er van gehoord." 

Bint, roman van een zender

De Rietveldstoel van de Nederlandse literatuur

 

 

‘Ik snapte er helemaal niks van’   

Een leven zonder Bint, roman van een zender [1], is niet compleet. We hebben allemaal schoolgegaan, aan die ontvankelijke periode ontlenen we allerlei herinneringen en meningen over het onderwijs. Bordewijks proza haalt die fossiele gedachten uit hun sluimer en doen je nadenken over je eigen schooltijd.

 

Voor een hedendaagse scholier is het boek niet erg toegankelijk. Op de literatuursite Hebban schrijft Kitty: ‘Ik heb dit boek gelezen voor mijn eindexamenlijst. Ik dacht een simpele aanvulling aan mijn lijst toe te voegen, het boek is niet erg dik en het lettertype was nogal groot. Kat in het bakkie, dacht ik. Nou niets is minder waar! Ik snapte er helemaal niks van.’

 

En op dezelfde site zegt Quintyvilim (ik nomineer haar naam voor een hedendaagse Bint): ‘Het boek is natuurlijk al redelijk oud, en dit is ook te merken in de schrijfstijl en woordgebruik. Hierdoor kan het wat lastig worden om het boek te lezen, omdat je niet gewend bent aan de woorden en beeldspraak die gebruikt worden. […] De bedoeling achter het boek is natuurlijk heel goed, maar het jasje waarin die bedoeling zit is een beetje teleurstellend en ouderwets, waardoor je bijna niet meer bij de bedoeling komt. […] Het is nu best wel matig en niet fijn om te lezen.’  

 

Deze leerlingen hebben een enthousiaste leraar nodig bij het ontwikkelen van het inzicht waarom Bint de Rietveldstoel van de Nederlandse literatuur [2] is. En wat is er mooier voor een leraar Nederlands dan een workshop te geven over dit boek ten einde leerlingen in te wijden in de wereld van Bint, De Bree en Van der Karbargenkop?

Inkijkje in het Bintiaanse laboratorium

Hoofdpersoon De Bree gaat een jaartje lesgeven op de school van Bint. Hij is eigenlijk onderzoeker maar heeft behoefte aan een tussenjaar en besluit een jaar les te gaan geven. Bints school intrigeert hem, deze schooldirecteur maakt een radicale keuze voor een nieuw onderwijsconcept: tucht. Hij vindt dat de jeugd te bandeloos opgroeit, hij wil het tij keren, terug naar het oude systeem van macht en vrees.

 

Bints pronkstuk is 4D. Hij heeft van dertig nogal gekke kinderen een echte klas gemaakt. Het is zijn laboratorium, van deze kinderen wil hij een stel reuzen kweken, niet in intellectueel maar in maatschappelijk opzicht. Om zijn doel te bereiken schuwt hij weinig middelen, hij is voortdurend bezig de school te zuiveren van ongewenste elementen die niet in zijn systeem passen. Het regent klachten van ouders over zijn onbarmhartige regime. De wethouder heeft besloten de school te sluiten, er worden geen nieuwe leerlingen meer toegelaten; wat resteert zijn enkel de vierde en vijfde klassen. 

 

De Bree’s eerste les is in dé klas van Bint, de hel (collega Remigius: ‘Noem je het een hel? […] Een hel, misschien. Misschien ook meer een louteringsberg voor de leraar’). Hij doorziet dat zijn tafel op scherp staat en de leerlingen kriskras door elkaar zitten. Om de toon te zetten nodigt hij een leerling (‘een gorilla’) uit voor een wedstrijdje armpje drukken en verklaart de klas de oorlog. Zijn voornaamste activiteit is de namen op te schrijven van de leerlingen die na moeten blijven, er verschijnen acht namen in zijn opschrijfboekje. Daarna door naar zijn andere klassen (‘de bloemen’, ‘de bruinen’ en ‘de grauwen’), elke klas met zijn eigen sfeer en karakter: ‘de klas is een wezen’.

 

Bij de rapportvergadering voor het kerstrapport legt Bint uit dat een slecht eerste rapport beslissend is, een onvoldoende schoolcijfer kan de leerling niet ophalen en krijgt dan het dringende advies de school te verlaten. De klassen worden in straf tempo doorgenomen, in de grauwe klas wordt (relatief) uitgebreid gesproken over een leerling. Er wordt gewezen op zijn precaire thuissituatie en het belang van een schoolopleiding voor zijn toekomst. Eén docent brengt in dat de leerling zelfmoord zal plegen als hij geen voldoende haalt. Bint houdt vast aan zijn tucht, er is geen reden iemand te sparen die zelfmoord aankondigt. Hij voorziet wel problemen, de zoon van een plaatselijke autoriteit zal misschien onrust gaan stoken. Per saldo ziet Bint dit als iets positiefs, het zal helpen zijn school te zuiveren. Aan het eind van de vergadering licht hij zijn visie nader toe. Het kind dient zich in te leven in de leraren, de leerling klimt, de leraar dient niet te dalen. Hij wil leerlingen opleiden tot evenwichtige mensen die kunnen gehoorzamen.

 

Een paar dagen later is de bewuste leerling overleden. Veel leerlingen reageren geschokt, op school breekt een oproer uit. De hel schaart zich als een geheel achter het schoolsysteem van Bint en weet door haar fanatieke inzet en kracht het oproer te doven.

 

De Bree was eigenlijk van plan na één schooljaar terug te keren naar zijn onderzoek maar hij knoopt er toch nog een jaar aan vast: hij wil graag nog leerling blijven van Bint. Bint keert echter niet terug na de zomervakantie, hij heeft ontslag genomen vanwege het overlijden van de leerling. Uiteindelijk is zijn geweten gaan spreken. Maar op zijn oude school blijft de tucht: het systeem is sterker dan het individu.

Roman van de tucht of literair meesterwerk?

Vanaf het moment van publicatie in 1934 was er rumoer (‘fascistoïde sfeer’, ‘demonstratie van fascistisch sadisme’) over het thema van het boek [3]: was dit een pleidooi voor een onmenselijk tuchtregime op een middelbare school? Ook werd de schrijver Bordewijk gelijk gesteld met het personage Bint. Zo schreef een leraar over Bordewijk: ‘een nare man, harteloos, ijskoud met een verziekt brein en een zielig verdraaide geest.’ Een andere leraar ontwaarde een psychologisch motief: Bordewijk had zelf als leraar geen orde kunnen houden en had met Bint zijn woede afgereageerd.[4]

 

De waardering van de literaire kwaliteit was soms positief: ‘krachtig en strijdbaar boek’, ‘van een groote en beklemmende kracht’, ‘modern van vizie en toon’.[5] En soms was het literaire oordeel niet heel erg toegankelijk, zo schrijft criticus Anthonie Donkers onder de kop ‘IJskoude woordkunst’ over de stijl: ‘In zijn lapidaire, gesacceerde, gesyncopeerde stijl sterft tenslotte het leven af, als een verhongerende gevangene in een steenen kerker.’[6]

 

Misschien is het een beter idee om het proza van Bordewijk voor zichzelf te laten spreken. Vaak gaat het bij Bint over de hel, als tegenbeeld is er de beschrijving van de klas van zijn tweede les, de bloemenklas (‘de zachtste vrede heerste in deze klas’); hij ‘botaniseert’ op zijn podium: 

 

Daar waren achterin de twee meisjes Kret, Stientje en Mabelle, de laatste een poezele madonna, donker en roze, de eerste een onschuldig schalkje, dappere vonkjes in grauwe ogen, leutige krullen van bruin. Beiden heel klein en heel vrouwelijk, al borstjes als kaasjes.

 

Daar was achterin een jonge man, zo lang, in zo een kleine bank. Zijn gezicht was zo smal en klein, zijn gezicht was verzadigd van de zwaarmoedigheid der jeugd, zijn smalle benen staken heel lang en hulpeloos naast de bank in het gangpad. Zijn pijpen waren niet meegegroeid.

 

Daar zat centraal een jeugdig vorst in ballingschap, met ogen die zijn rijk heroveren wilden, met de hoekige kaken van het onuitgegroeide.

 

Daar zat vooraan op zij een jongen als een mooie vrouw, met vrouwenogen van diep aquamarijn, wenkbrauwen van geschoren fluweel, wimpers van zijde, een huid van satijn. Deze heette Jérôme Fléau. Hij had de mond van een wulp. De Bree had aanstonds de gruwelijkste hekel.

#

Het verhaal over Bint, roman van een zender bestaat uit:

deel 1. Bint, de Rietveldstoel van de Nederlandse literatuur

deel 2. De eerste Nederlandse fascistische roman?

deel 3. Een roman als ankerpunt in je leven 

[1] Ferdinand Bordewijk, Bint, roman van een zender. (Utrecht 1934) Voor dit stuk heb ik de uitgave uit 1990 gebruikt.

[2] De uitdrukking is van Anneke van Luxemburg-Albers die een proefschrift over het boek schreef: Betreft Bint. Bint van Bordewijk Modernistisch bekeken. (Haarlem, 2002).

[3] Ook in de biografie van Bordewijk [Reinold Vugs, F. Bordewijk een biografie. (Baarn 1995)] staat de vraag centraal of het een roman van de tucht is. De literaire kwaliteiten worden nauwelijks besproken.

[4] De oordelen zijn respectievelijk van Saalborn en Dominicus, zie: Bastings, A. (2018). Meesters van papier. De leraar in de Nederlandse romanliteratuur. Nijmegen: Radboud Universiteit.

[5] Bastings (2018), e.a.w.

[6] Vugs (1995), e.a.w.