First Dates, the Manual (I)

 

Hoe voer je een gesprek met een potentiële  minnares?

Ik vond het dapper van mijn vriend dat hij het aandurfde om een gesprek met een wildvreemde potentiële minnares te voeren onder het registrerend oog van First Dates. Het bewustzijn dat er een half miljoen mensen kijken, zou bij mij hoogstens tot een martelende dialoog leiden zoals die moeizame conversatie wanneer je op een receptie opeens alleen bent met je baas terwijl je in je ooghoeken die leuke collega van de afdeling debiteuren bespeurt.

Ik vroeg hem of hij ook vragen had voorbereid om haar aspirant droomvrouw flink door te zagen. Hij keek me verontwaardigd aan: “Kom jij nu werkelijk helemaal van Mars?’ Nee, zo’n gesprek zou zich spontaan ontwikkelen en op een gegeven moment hoor je al dan niet een klik. Lang verhaal kort: de eerste date is op niets uitgelopen.

 

Is het een idee om goed na te denken over de vragen die je wilt stellen? Je hoort wel eens dat er geen domme vragen bestaan maar gezien de vele tegenvoorbeelden lijkt dit vooral een voorbeeld van een domme bewering. In de ogen van mijn vriend is het misschien niet erg romantisch maar waar waarom zou je je verstand niet gebruiken bij het selecteren van een minnares? En bovendien, een goed gesprek voeren is best nog een kunst. De man die doorgeleerd heeft in de kunst van het converseren (1) vergeleek een gesprek eens met een man in een torenkamer die na een vraag naar de kelder rende om het antwoord te zoeken, hijgend boven kwam om het antwoord op te dienen. En even later ziet hij zijn hij zijn gesprekspartner naar beneden rennen. Waar is het gesprek?

 

‘Wat is je grootste mislukking?’

De vraag kan een krachtig middel zijn om wat te weten te komen. Als je je gesprekspartner (of jezelf natuurlijk) de goede vragen kan stellen is er een gesprek mogelijk waarbij zij zichzelf dingen hoort zeggen die zij niet eerder heeft gezegd.  Er is op dit punt enige traditie.

 

In de 19e eeuw was er bijvoorbeeld de Proust Questionnare, een set vragen om jezelf te leren kennen. Om een paar vragen te noemen: ‘Waarvoor wil je vechten?’, ‘Wat is je grootste mislukking?’, ‘Met welke van je slechte eigenschappen worstel je het meest?’ Dat is misschien ook wel de inspiratiebron geweest voor de dr. Phil van de vragenstellerij. De Amerikaanse psycholoog Richard Aron was nieuwsgierig wat er gebeurt als wildvreemden elkaar drie kwartier zo’n kleine veertig voorgeschreven vragen stellen. De uitkomst was helder. Na afloop beoordeelden ze het contact met hun gesprekspartner als even intiem zo niet intiemer dan met de mensen die ze al jarenlang kennen.

De vragen gaan niet over kennis. Het is eerder een soort omgekeerde mansplaining: het zijn ongetemde vragen, vragen waar geen eenduidig antwoord op bestaan. De vragen halen het korstje weg van de kennislaag en tonen wat iemand vindt. Juist die kwetsbaarheid doet, aldus de psycholoog, de intimiteit toenemen. De vragen zijn opgedeeld in drie hoofdstukken en hebben een gradatie in intimiteit, je begint met ‘wat betekent een perfecte dag voor jou?’ tot ‘als je vanavond zou sterven waarvan zou je het meeste spijt hebben dat je het niemand hebt verteld?’ Enfin, de vragenlijst is te vinden op internet, voor lezers van damesbladen is het oude kost, wanneer het gaat om heterofiele relaties zijn het vooral vrouwen, zie bijvoorbeeld ook Katrien Duck (2),  die optreden als onderhoudsrelatiemonteur.

Ken  jezelf: kijk eens goed in de spiegel

Voordat je probeert de ander te leren kennen is het misschien ook een goed idee om jezelf te doorgronden. Een van de eerste vragen van Richard Aron is daarom ‘Vertel je levensverhaal in maximaal vier minuten’. Dat lijkt een opgave die wel te doen is. Je kunt vanuit het heden terug redeneren naar het verleden, iets over je jeugd, opleiding, idealen, problemen. Die vier minuten komen vol. De vraag is natuurlijk hoe betrouwbaar is het geschetste beeld, ben jij dat? In de muur van het orakel van Delphi stond de tekst Ken jezelf, dat klinkt nogal streng, een uitroepteken ontbreekt gelukkig nog net. Het was alleen handig geweest als het orakel een kleine handleiding erbij had geleverd hoe dat zou moeten. Als je aan mensen vraagt of zij zich tot de betere helft automobilisten behoort dan zegt 80% procent ja. Betrouwbare zelfkennis is lastiger dan je denkt. Overigens is het niet vreemd dat het orakel er geen manual bijleverde, volgens Platovertaler Gerard Koolschijn is de tekst verkeerd vertaald, volgens hem staat er Ken je plaats. Ook een gebod dat allerlei vragen oproept maar daarover een andere keer.

 

Een kind dat iets uitspookt krijgt soms de aansporing om eens ‘goed’ in de spiegel te kijken. De spiegel lijkt een eerste bron voor zelfkennis, je ziet in de spiegel een persoon die op je lijkt maar je ziet vooral het gezicht van iemand die die benieuwd is hoe hij eruit ziet. Door de wat verstarde blik naar voren, zonder de persoonlijke blik in de ogen en de karakteristieke manier van kijken zie je niet je ‘echte’ gezicht, het gezicht dat je opzet als je je onder de mensen begeeft. Je kunt je eigen gezicht niet zien. Ook mensen die jarenlang geschoold en geoefend hebben in kijken en weergeven, lukt het niet. De geoefende tekenaar-schilder kan zich niet bevrijden van de ogen die hem onderzoekend aankijken, het blijft een tevergeefse missie, je kunt je eigen gezicht niet bekijken alsof het aan een ander toebehoort. De hoofdpersoon in een verhaal van Pirandello kijkt in de spiegel en ziet dat hij een scheve neus heeft. Hij zegt dat tegen zijn vrouw, zij antwoordt: ‘Wist je dat nog niet?’ Hij raakt in paniek: wat weet ik allemaal nog meer niet van mezelf. Hij komt erachter dat er veel versies van hem bestaan, maar wie is hij dan echt?

Hij wil tegelijk zien en gezien worden

Het oog kan zichzelf niet waarnemen, het kan niet snel genoeg uit zijn kas springen om een glimp op te vangen van zijn lens (3). Dat merkte ook een tragisch figuur uit de mythologie, Narcissus. De knappe jongeman die als straf voor het versmaden van de liefde van een nimf wordt gestraft met een onmogelijke liefde. Toen hij wat uit de beek wilde drinken werd hij verliefd op zijn evenbeeld. Telkens als hij zijn geliefde wilde kussen of omhelzen vluchtte zijn geliefde weg om daarna weer onaantastbaar terug te keren. Hij kan zichzelf niet bereiken, hij zit gevangen in het standpunt dat hij inneemt. Hij wil tegelijk zien en gezien worden, hij wil zichzelf zijn en de ander, het enige wat hij kan is een beeld van zichzelf maken en daar eindeloos naar kijken tot hij in zijn eigen ogen wegkwijnt.

 

Om jezelf eens goed te ontleden zou je eigenlijk buiten jezelf moeten treden, zolang dat nog niet haalbaar is kijk je met een soort dode hoekspiegel. Je kunt niet alles van jezelf zien, het is zoals Coen Simon opmerkt, de paradox van zelfkennis. Robert Musil komt tot dezelfde conclusie. “Je zult jezelf altijd van buiten zien, als een ding. Je zult gewaarworden dat je bij de ene gelegenheid kwaad wordt en bij de andere verdrietig, zoals je je jas de ene keer nat is en de andere keer warm. Met al je observaties zal het je hoogstens lukken achter jezelf te komen, maar nooit in jezelf. Je blijft buiten jezelf, wat je ook onderneemt, en de enige uitzonderingen zijn nu juist die paar momenten waarop men over jou zou zeggen dat je buiten jezelf bent” (4).

 

1. Hugo Whately, cursusleider ‘How to have better conversations’ aan de The School of Life in Londen.

2. In Katrien's dagboek (Donald Duck no. 34-2020) wordt beschreven dat Katrien ruzie krijgt met Donald: hij scoort volgens een damesblad NUL punten op de test 'Hoe romantisch is uw partner'. Donald komt tot inkeer en schaft 'Romantiek voor Dummies' aan. Het mechanisch opvolgen van de voorschriften (gedichten, dineren bij kaarslicht, complimenten) werkt uiteindelijk niet. Wellicht is de Manual iets voor Donald?

3. Slob, M. (2016). Hersenbeest. Rotterdam: Lemniscaat.

4. Musil, R. (2017). De man zonder eigenschappen. Amsterdam: Meulenhoff.