De docent als verloskundige

essay over lezen, deel II

 

 

Ik was niet goed genoeg voor het boek

Alex Boogers bindt de strijd aan met het pessimisme over lezen in Lang leve de lezer[1]. Voor hem, jongen uit de arbeidersklasse, was literatuur niets voor hem: ‘ik was niet goed genoeg voor het boek’. Het hielp ook niet dat de weg naar het boek niet voor iedereen even toegankelijk is gemaakt. Op de middelbare school ‘mocht’ de jonge Alex als strafwerk lange zinnen uit de Max Havelaar overschrijven. Foutloos natuurlijk!

 

Credo

Zijn credo is dat er voor iedereen een boek ligt te wachten. Alleen, en zeker wanneer je niet met boeken bent opgevoed, is er een bemiddelaar nodig: literatuur heeft ogen en een hongerige geest nodig om tot leven te worden gewekt, het vraagt inleving en beleving van de literatuurdocent. Docenten dienen als onvermoeibare verloskundigen bereid te zijn om de lezers een voor een ter wereld te helpen, met hun handen in de bloedblubber en het zweet op hun voorhoofd, omdat ze steeds weer dat gevoel van gelukzaligheid ervaren wanneer een echte lezer het licht ziet. En voor die lezer is geen enkel boek te veel of te moeilijk. Voor die lezer zijn het vensters waar hij doorheen springt om de wereld te veranderen.

 

Max Havelaar

Op de middelbare school ben ik verschillende keren, eerst omdat het moest en later omdat ik wilde ontdekken waarom dit boek een van de hoogtepunten uit de Nederlandse literatuur was, begonnen in de Max Havelaar. Ik kon er niet doorheen komen, wat een enorm saai geëikel over een makelaar in koffie die om de andere zin roept dat hij aan de Lauriergracht woont. Alsjeblieft schrijver, hou op, na een keer weet ik dat wel, ik kan lezen!

 

Vele jaren later lig ik in bed met mijn verloofde. Zij leest voor uit de Max Havelaar. Na korte tijd raak ik in de ban van de woorden, het ritme, de cadans. Wat een geweldig boek! Dominee Wawelaar! Moest ik achtenveertig worden om te begrijpen wat een fantastisch boek dit is? Ik begreep waarom het op school niet lukte, ik begreep waarom literatuur soms een aantrekkelijke voorlezer nodig heeft.

 

SP-AR-TA

Bij Boogers slaat de vonk over wanneer hij met zijn ouders naar een voorstelling van Jules Deelder gaat. Dat was niet gewoon. Zijn ouders hadden niets met literatuur, niets met theater, niets met ‘hogere cultuur’. Zijn vader kende Deelder van het voetbal, hij was ook een fanatiek aanhanger van Sparta (de enige poëzie thuis was het clublied: “Rood-wit is onze glorie/Rood-wit zit ons in’t bloed/Bij neerlaag of victorie/Bij voor- of tegenspoed/Rood-wit gaat nooit verloren/En jaren nog hierna/Zullen wij laten horen SP-AR-TA/Zullen wij laten horen SP-AR-TA. Bij die voorstelling werd hij geraakt door de poëzie van Deelder, er werd bij hem een dominosteentje omgetikt.  Daar ontstond zijn credo dat er een verhaal voor jou op je ligt te wachten: `En als je dat verhaal vindt, dan weet je dat het speciaal voor jou geschreven is, omdat het overal doorheen beweegt en jou raakt, je naakt achterlaat, en voor het eerst durf je te laten zien wie je bent.´

 

Rien Poortvliet als inspiratiebron

Jacco, de broer van een van zijn beste vrienden, stak zijn vader dood na een uit de hand gelopen ruzie. Jacco hield ervan vogels te kijken in het park, hij moest niets van lezen hebben. In de nalatenschap van zijn vader vindt hij een boek van Rien Poortvliet met tekeningen van vogels en kabouters. Dit boek wilde hij wel lezen. Jacco leerde tekenen en droeg het boek van Poortvliet mee als de sleutel van huis waarin hij zich thuis voelde. De magie om het boek open te slaan en een wereld te ontdekken waarin jij jezelf ziet rondlopen. De lezer is niet dood, hij krijgt de verkeerde verhalen aangereikt. De lezer is niet dood, niemand heeft hem opgemerkt omdat ze geen lezer zagen, de lezer heeft zich omgedraaid en is een andere weg opgelopen.

 

De rapper XXXTentacion wordt in 2018 op twintigjarige leeftijd doodgeschoten. Zijn gewelddadige natuur, de rechtszaken, zijn gevangenisstraf maakten hem tot een controversieel figuur. Tegelijkertijd schrijft Boogers,  rapt hij in zijn nummers over zijn wanhoop, zijn gewelddadige demonen, over zijn depressies die hij voor zoveel jongeren een gezicht durfde te geven. Jonge fans herkenden zich in hem. Ze herkennen zich in geen enkele les op school, interesseren zich voor geen enkel boek, luisteren naar geen enkel verstandig woord van docent of ouder, maar zien wel de innerlijke worstelingen van de rapper, ze geloven hem omdat hij hun lotgenoot is, hun medereiziger. Elk woord dat hij schrijft, rapt, zingt, brult, schreeuwt urgentie.

 

Dominee met strooien hoed

Mijn liefde voor het lezen dank ik, in mijn herinnering die ik zorgvuldig conserveer, aan Jan Wolkers’ Dominee met strooien hoed [2]. Een verhaal uit de begintijd van Wolkers over een protestants gezin dat op zondagmiddag (‘en dus geen zwempak nodig, we gaan enkel pootjebaden’) naar het strand van Katwijk loopt. Alle thema’s van Wolkers, de natuurbeschrijvingen (‘ik keek naar mijn schoenen waar de veters als verminkte sprinkhanen overheen bungelden’) en hoofdrollen voor seks en dood, komen in dit verhaal naar voren. En natuurlijk de schok van de hoofdpersoon, een ongeveer tienjarige jongen bij het zien van ‘zijn’ dominee ‘s morgens nog in zwart kostuum op de preekstoel, in een zwempak op het strand [3], of meent te zien. Toen ik dit las, woonde ik als scholier in een dorpje in de Biblebelt. Weliswaar behoorden mijn ouders tot een relatief liberale groepering protestanten, het geestelijke klimaat van de streek werd doordesemd van het ware geloof. Bij de zondagse kerkgang verveelde ik me stierlijk en verwonderde mij over de uitgestreken zichten van de mannenbroeders (m/v) alsof ze niets meer wisten van hun doordeweekse slinkse streken. Vruchtbare ondergrond voor mijn intrede in de literatuur.

 

Boogers moet niet veel hebben van het pessimisme (‘Pure readership is dying’) van Philip Roth. Hij moet ook niet veel hebben van het scherm als zondebok. Het scherm is inferieur, de geest raakt vermoeid door puur vermaak zonder dat hij echt iets heeft gedaan. Het levert niets op behalve onmiddellijk genot: het zijn als het ware verzadigde vetten, lauwe hamburgers, ze vullen de maag en laten het hoofd leeg, ze veroorzaken geestelijke obesitas. Echte literatuur schraapt, schuurt, knettert.

 

Hij verwerpt de vraag hoe we jongeren aan het lezen krijgen, het gaat hem om de docent, de bemiddelaar die iemand een verhaal aanreikt dat hem bij de kladden grijpt [4]. En, we moeten aanvaarden dat literatuur niet voor iedereen is weggelegd. Als ze niet willen lezen, dan lezen ze maar niet.

 

De school, de opvoeding in bredere zin, heeft tot taak om jongeren in contact te brengen met onbekende werelden. Wanneer zijn zoontje weigert groenten te eten is het advies om toch vol te houden groenten te presenteren: hij moet leren dat er andere kleuren zijn, andere smaken, een andere textuur, een ander gevoel. Probeer weer eens een hapje als je het moment geschikt acht. Het boek is net als de groente op het bordje.

 

Muhammad Ali

Boogers vindt het verhaal dat op hem lag te wachten. In de bibliotheek, the classroom is a jail of other people’s interests; the library is open, unendig free, vindt hij de autobiografie van Muhammad Ali. Hij is dertien jaar, hij is gek op vechten, deze biografie is zijn eerste echte boek (‘Ik begreep wat hij doormaakte. Ik liep met hem op straat, over de brug, ik zat bij hem in de auto, ik was met hem in de gym’. Het sportboek wijst hem de weg naar de literatuur. Zijn boodschap: zoek het verhaal, er ligt een verhaal op je te wachten, en als je dat verhaal vindt, dan weet je dat het speciaal voor jou geschreven is, omdat het overal doorheen beweegt en jou raakt, en voor het eerst durf je te laten zien wie je bent.

 

Lees ook: Een liefdesverklaring (deel I), Lezen als therapie (deel III) en Taalonderwijs niet op orde (deel IV).

 

  1. Boogers, A. (2018). Lang leve de lezer. Manifest. Amsterdam: Podium.

  2. Wolkers, J. (1962). Dominee met strooien hoed. De Gids, september 1962.

  3. Met geopende mond bleef ik staan. Daar zat onze dominee. Zijn ogen waren gesloten in de schaduw van de rand van een platte, ronde strooien hoed die schuin naar voren op zijn hoofd stond. De bandjes van zijn badpak waren zo ver omlaaggeschoten dat zijn twee donkerbruine tepels zichtbaar waren waar zwarte haren uit krulden, zijn handen lagen op zijn dijen met de handpalmen naar boven gedraaid. Ik zag aan zijn duimen die rechtop stonden dat hij niet sliep. Zijn vermoeide grijze ogen gingen open en probeerden mij aan te kijken, maar zijn blik bleef gevangen in de schaduw van zijn strooien hoed. Hij opende zijn mond alsof hij iets wilde zeggen, zijn onderkaak bleef trillend hangen. Ik keerde mij om en rende weg.”

  4. Hij krijgt steun van Matijs Lips, in 2018 de beste docent Nederlands. Zijn uitgangspunt is dat de leraar de leerling ziet en dat de leerling weet dat hij gezien wordt. De verplicht leeslijst is uit het raam gegooid, elke leerling krijgt een passend leesadvies. De jongen die niet van lezen en wel van wielrennen houdt krijgt Ventoux, een dyslectische leerling het luisterboek Wil en de leerling met anorexia krijgt Friet in de kantine. De leerlingen lezen als nooit tevoren. Zie NRC van 29 maart 2019.