Opkomst en ondergang van het futvoeder

 

Wat zou je ervan vinden wanneer de minister van onderwijs een klemmend beroep zou doen op schooldirecteuren en -besturen om de tijd die leerlingen besteden aan gamen, drastisch te beperken?

 

Zoiets is eerder gebeurd. In 1948 schreef de toenmalige minister een brandbrief om de verspreiding van de destijds vermaledijde ‘beeldromans’ tegen te gaan. Was dat succesvol? Het leverde in ieder geval een nieuwe beeldroman op: Tom Poes en Horror, een parodie op Amerikaanse actiestrips met veel onwaarschijnlijke gebeurtenissen en geweld.

 

Beeldroman; ik vind het een mooi woord, de verbeelding krijgt (vooral) vorm via tekeningen. Sombermans zou misschien tegenwerpen dat die tekeningen de verbeelding van de lezer-kijker juist afremt, maar dat is wel erg zwartgallig, dat argument gebruiken we toch ook niet bij Rembrandt? Net als gewone romans amuseren ze niet alleen, ze nemen een loopje met de werkelijkheid en laten je zo nadenken over de wereld zoals we die kennen.

 

Bij de Bommelverhalen worden figuren als ambtenaar Dorknoper, burgemeester Dickerdack en doctorandus Zielknijper opgevoerd om de draak te steken met onze ergernissen met bureaucraten, bobo’s en zogenaamde deskundigen.

Hoe kwam Heer Bommel aan zijn geld?

De laatste aflevering van de Bommelstrip verschijnt in 1986, maar jaren later verschijnen nog speciale edities bijvoorbeeld De slijtmijt (waarin de Steinhacker, steenrijk geworden met zijn handel in olie en bouwstoffen, in een crisis is beland: ‘Ik zie het niet meer’, sprak hij tot zijn gast. ‘We staan voor een crisis. Er wordt niet genoeg versleten. Ik zit met een gigantisch cementoverschot en mijn aandelen kelderen’).  

 

Heer Bommel presenteert zich graag als een heer van stand, hij wil graag bij ‘oud geld’ horen en hangt regelmatig het praatje op dat hij een kasteel van een oeroude adellijke familie bewoont. Maar zou hij dan niet eens moeten ophouden met dat ‘geld speelt geen rol’?, is hij niet een ongelikte beer uit Amerika gekleed in een luidruchtige ruitjesjas? En dat geld, hoe is hij daar eigenlijk aan gekomen?

Opkomst van de oliebaron

In een oud verhaal hebben heer Bommel en Tom Poes een doos met een bijzondere tabak gevonden Vanaf het moment dat heer Bommel die in zijn pijp rookt, heeft hij namelijk een ‘waarzegger’ in zijn pijp zitten, een klein wit ventje dat de waarheid zegt zodra iemand liegt.

 

‘Een heer kan geen leugens velen in het slot van zijn voorvaderen. Wat jij, jonge vriend?’

 

Voordat Tom Poes daar iets op had kunnen zeggen, richtte het witte figuurtje zich weer op en begon schel te lachen.

 

‘Holklapper!’ riep het uit. ‘Dit is het slot van je voorvaderen helemaal niet! Je hebt dit huis gekocht van het geld dat je van je vader geërfd hebt. En je vader was een avonturier, die rijk geworden is omdat hij een oliebron onder zijn moestuin vond!’

 

Nog weer later blijkt -Heer Bommel en de windhandel- heer Bommel trouwens zélf olie in zijn tuin te hebben. Hij gaat dat natuurlijk als heer van stand niet zelf exploiteren, dat doet zakenman Poene Beurskraker, een man met een fijne neus voor zaken.

 

‘Olie,’ verklaarde de heer Beurskraker […] ‘hier is geld te verdienen, als er maar wordt aangepakt! Ik voelde die petroleum al een paar dagen in mijn vingertoppen.’

 

Beurskraker gaat de olie exploiteren, en al spoedig wordt heer Bommels uitzicht lelijk bedorven door de boortorens. Beurskraker krijgt een navolger in de figuur van Amos W. Steinhacker, een van de Bovenste Tien, de allerrijkste grootindustriëlen, de multinationals die gezamenlijk de hele economie in handen hebben. Omdat hij de olie bezit is hij misschien wel de machtigste en belangrijkste van de bovenbazen, hij is de enige echte oliekoning, de ‘oliebaron’. [2]

 

AWS is de bovenbaas die regelmatig voorkomt in de Bommelverhalen, net als zijn secretaris Steenbreek. Deze laatste wordt in Tom Poes en de Hopsa’s de ‘secretaris-generaal van de Oliehandelmaatschappij’. In dit verhaal draait het om de macht die Steinhacker heeft dankzij de olie. Via zijn secretaris Steenbreek eist hij van burgemeester Dickerdack een ontginningsvergunning van de ongerepte Hopsa-vallei.

‘Een ontginningsvergunning?’ herhaalde de magistraat nerveus. ‘Dat gaat zomaar niet. De gemeenteraad...’ ‘Een ontginningsvergunning met volmachten,’ vulde de ander aan. ‘Een weigering zou de olielevering van de stad ernstig in gevaar brengen. En dat zou u toch niet willen, nietwaar?’

Ook in Heer Bommel en de Grote Onthaler draait het om de macht van een oliebaas. De Grote Onthaler heeft in de Zwarte Bergen een soort ‘attractiepark’ aangelegd dat niet zozeer vermakelijk is voor de bezoekers ervan, maar vooral voor hemzelf, terwijl hij vanuit zijn toren vol leedvermaak het getob beneden gadeslaat. Hij stelt zich aan heer Bommel voor als ‘sjiek Ali en Abel ben Ali Jas, de Onthaler.

 

Ik verdrijf mijn verveling op een leerzame en onderhoudende manier. Want niets is zo vervelend als almacht, en daarover beschik ik toevallig, omdat ik zoveel olie bezit. Daar blijkt het leven hier beneden afhankelijk van te zijn. Heel vervelend, tenzij men van die almacht iets aardigs weet te maken.’

 

Energie uit niets!

Bezit maakt mensen niet bepaald tot een prettig en zorgeloos iemand, dit geldt zeker voor oliebaron Steinhacker. Dat blijkt wanneer Kwetal in De bovenbazen het perpetuum mobile blijkt te hebben uitgevonden. De bovenbazen komen in spoedvergadering bijeen, ze zijn in zak en as. ‘Dit is OBB!’ riep de oliekoning met dunne lippen. ‘Hij heeft de hand gelegd op een nieuwe uitvinding: de eeuwigdurende beweging! Energie uit niets.’

 

‘Wat zou dat?’ mompelde Basil Horrorkitsj (de eigenaar van de Verenigde Plastics). ‘Wat gaat mij dat aan?’

 

‘Dat zie ik ook niet,’ prevelde de smeerselkeizer Leverol. ‘Wat is een eeuwigdurende beweging?’

 

‘Dat is een futvoeder,’ verklaarde heer Bommel wat bedremmeld. ‘Een soort wiel, dat altijd draait. Zomaar vanzelf. Op niets, als u begrijpt wat ik bedoel. We hebben dat solium niet nodig...’

 

‘En ook geen olie meer!’ riep AWS ontredderd.

 

‘Het einde van de steenkolen,’ sprak Odin Salamander op doffe toon.

 

‘Energie uit niets...’ stamelde Benedictus G. Richel. ‘Heb ik daarvoor mijn aardgas aan de olie gekoppeld?’

 

Na deze woorden barstte hij in schreien uit en nu ontstond er een algemeen geroep en geklaag, dat akelig was om aan te horen. De bovenbazen komen eensgezind tot het besluit om Heer Bommel de opdracht te geven om de uitvinding én de uitvinder te vernietigen. [3]

###

1. Dit stukje is gebaseerd op het artikel Hier ligt een mooie taak van Bommelkenners Klaas Driebergen en Dick Welsink (op Literatuurmuseum.nl) en afleveringen van Bommeldingen (wekelijkse nieuwsbrief van Bommeldeskundige Klaas Driebergen) over Heer Bommel en de aardolie.

2. De naam Amos W. Steinhacker verwijst naar John D. Rockefeller, de Amerikaanse zakenman, oprichter van de Standard Oil Company.

3. Gelukkig ontsnapt Heer Bommel. Het futvoeder is kapot gegaan maar niet alle hoop is verloren, volgens Pee Pastinakel komt de fut alweer terug in het bos. Kortom, lees Heer Bommel en de bovenbazen.